Vrijspraak voor rijden onder invloed

rijden

Vrijspraak voor rijden onder invloed. In deze blog gaat mr. J.E. (Justin) Kötter in op een zaak tegen zijn cliënt die werd verdacht van rijden onder invloed. Mr. Kötter stelde zich op het standpunt dat het NFI-onderzoek, waaruit zou volgen dat cliënt had gereden onder invloed, niet kon worden gebruikt voor het bewijs en dat zijn cliënt diende te worden vrijgesproken. De rechtbank volgde dit standpunt en sprak cliënt vrij.

Kort de feiten

Op het eerste gezicht leek de onderhavige zaak zo klaar als een klontje. Het Openbaar Ministerie (hierna OM) stelde dat cliënt rond de feestdagen in 2017 had gereden onder invloed. Nadat cliënt was aangehouden werd zijn bloed onderzocht. Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna NFI) had vastgesteld dat de meetbare stof 230 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg. Cliënt ontkende het drugsgebruik.

Standpunten verdediging

Voor de zitting bij de rechtbank was, zoals gebruikelijk in dit soort zaken, 15 minuten uitgetrokken. Dit liep echter toch (iets) anders, omdat alleen mijn pleidooi al 15 minuten duurde.

De verdediging heeft zich tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat er bij het doen van het bloedonderzoek door het NFI op verschillende momenten sprake is geweest van een overschrijding van de gestelde termijnen.

Allereerst is aangevoerd dat het bloed door de politie niet spoedig genoeg naar het NFI is gestuurd.

Ten tweede is het bloedonderzoek niet binnen de gestelde termijn verricht dan wel gerapporteerd. Het bloedonderzoek dient twee weken na ontvangst van het bloedmonster te worden verricht. Het onderzoek in de onderhavige zaak heeft niet twee weken maar vier maanden geduurd.

Tot slot dient een verdachte binnen één week door de politie geïnformeerd te worden over de uitslag van het bloedonderzoek en ook dit is in de onderhavige zaak niet binnen de termijn van één week gebeurd. De verdediging komt dan ook tot de conclusie dat het NFI-rapport niet kan dienen als bewijs, hetgeen maakt cliënt zou moeten worden vrijgesproken.

Standpunt OM

De officier van justitie reageerde op zitting door te stellen dat de termijnoverschrijding rond het bloedonderzoek is te wijten aan de achterstanden bij het NFI in die periode.

De officier stelde zich op het standpunt dat cliënt niet in zijn belangen was geschaad.

Dit maakte volgens haar dat het tenlastegelegde kon worden bewezen en zij vorderde dat cliënt zou worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 38 uren alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden.

Vrijspraak voor rijden onder invloed

Normaal doet de rechtbank in dit soort zaken onmiddellijk uitspraak. Gezien de gevoerde verweren achtte de rechtbank het niet mogelijk om onmiddellijk uitspraak te doen. De rechtbank kwam twee weken na de inhoudelijke behandeling van de zaak met het vonnis.

De rechtbank kwam met een zeer uitgebreid vonnis waarin zij uitgebreid ingaat op de relevante wetsbepalingen en de bijbehorende jurisprudentie van de Hoge Raad.

Ten aanzien van de eerste termijn – het spoedig toezenden van het bloed naar het NFI – is de rechtbank van oordeel dat bezorging van het bloed na acht dagen niet heeft te gelden als ‘zo spoedig mogelijk’. Het feit dat Oud en Nieuw in deze periode viel, maakt dat niet anders.

De rechtbank overweegt hierbij dat het bloedmonster de dag na Kerst, zijnde een woensdag, is afgenomen en dat – naast het weekend en Oud en Nieuw – nog vier werkdagen waren.

Gelet op het voorgaande is sprake van een overschrijding van de in artikel 13 van het ‘Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer’ gestelde termijn.

Op grond van het eerste verweer werd cliënt door de rechtbank vrijgesproken, waardoor het tweede en derde verweer niet meer werden besproken.

Het komt vaker voor

In deze zaak, die beperkt van omvang is, is er sprake van drie termijnoverschrijdingen aan de zijde van de politie en het NFI onder leiding van het OM (dat het bij het NFI niet altijd even goed gaat, blijkt wel uit dit artikel). Men zou wellicht kunnen denken dat deze zaak een uitzonderingsgeval is, maar niets is minder waar. Op dit moment heeft ons kantoor nog drie vergelijkbare zaken op de spreekwoordelijke plank liggen.

De officier van justitie was, zoals gezegd, van mening dat de verschillende termijnoverschrijdingen niet ernstig waren, maar wij denken hier toch echt anders over.

De Hoge Raad

Ons hoogste rechtscollege – de Hoge Raad – kwam in de jaren 80 al tot een oordeel hierover. Van een onderzoek als bedoeld in de Wegenverkeerswet kan slechts sprake zijn indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dit onderzoek heeft omringd.

Onder deze waarborgen vallen ook de verschillende hiervoor genoemde termijnen. In 2011 oordeelde de Hoge Raad nogmaals dat het zonder uitstel toezenden van het afgenomen bloedmonster aan een laboratorium behoort tot het stelsel van strikte waarborgen.

Dit wordt in 2012 nog maar een keer bevestigd door de Hoge Raad. Indien een strikte waarborg wordt geschonden mag het onderzoek niet voor het bewijs worden gebruikt. In veel gevallen zal dit betekenen dat er een vrijspraak dient te volgen.

Hiervoor merkte ik al op dat een zaak als deze veelal ‘rond’ lijkt te zijn, maar uit deze zaak volgt nog maar weer eens dat het de moeite waard is om ook in dit soort zaken die beperkt van omvang zijn goed te bekijken wat er heeft gespeeld en of alle waarborgen zijn nageleefd.

Bent u aangehouden voor rijden onder invloed? Schroom niet om contact op te nemen met ons kantoor.

Wilt u meer lezen over de misstanden bij het NFI? Lees dan deze blog van kantoorgenoot Jordi l’Homme.

Fouten bij het NFI

Op 20 april 2018 informeerde de Minister van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer over een melding die werd gedaan door een klokkenluider van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Volgens deze klokkenluider zouden er wantoestanden plaatsvinden bij de uitvoering van procedures op het gebied van Micro-analyse Intensieve Trauma’s; kortgezegd onderzoeken naar steek- en slagwonden. Een melding die bij ons op kantoor alle alarmbellen deed rinkelen en bovenal lijkt te passen in een patroon van jarenlange wanordelijkheid en tumult bij de organisatie die als belangrijkste taak heeft om onafhankelijke analyses in strafzaken te verrichten. Wat doen dit soort taferelen met het vertrouwen van de maatschappij, en in het bijzonder verdachten, in het NFI? 

Rechters moeten kunnen uitgaan van de juistheid van rapportages die door het NFI worden aangeleverd. Des te zorgelijker is het om te constateren dat deze organisatie – zacht uitgedrukt – tekortkomingen vertoont, mede door bezuinigingen in 2015. Reeds in 2017 verscheen een rapport van een onderzoekscommissie waarin werd geconcludeerd dat er iets goed mis was met de organisatie- en managementcultuur van het NFI. De problemen bij het NFI zouden volgens de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie ‘ernstig, stug en van zeer lange duur zijn’. 

Misstanden

Het is goed denkbaar dat voornoemde bij verdachten een hoop vragen oproept, en ervoor zorgt dat wij als advocatenkantoor met argusogen kijken naar rapporten die worden uitgebracht in een strafzaak. Het is immers goed voorstelbaar dat problemen in de organisatie- en managementcultuur doorwerken in de kwaliteit van de door het NFI geleverde analyses.   

Die gedachte lijkt steun te vinden in de door de klokkenluider uitgebrachte melding. Naar aanleiding van deze melding werd er in 2018 wederom een onderzoekscommissie in het leven geroepen die onderzoek deed naar 222 strafzaken. De commissie kwam tot de conclusie dat de procedures met betrekking tot het onderzoek van steek- en slagwonden een fors aantal onduidelijkheden en inconsistenties bevatten. 

De rapportagerichtlijnen zouden weliswaar in hoofdlijnen duidelijk zijn, maar zouden op doorslaggevende onderdelen ruimte laten voor verschillende interpretaties. De gebruikelijke tegenspraakprocedure, waarbij actief gezocht wordt naar eventuele zwakke plekken van de rapportage, zou verantwoordelijkheden van de NFI-medewerkers onvoldoende vastleggen. 

Daarnaast zou in meerdere gevallen sprake zijn van een onordelijke dossiervorming en archivering. Bij een zestal rapportages zou onvoldoende zijn gebleken van een degelijke schaduwprocedure. Een schaduwprocedure (het tegenlezen van de rapportage door een andere deskundige) is van groot belang voor de borging en toetsing van de rapportages. 

De onderzoekscommissie is duidelijk over de procedure met betrekking tot steek- en slagwonden: er was sprake van een misstand. Weliswaar werden er geen concrete redenen gevonden om te twijfelen aan de forensische conclusies van de rapporten, maar de procedure werd onduidelijk bevonden, waardoor een risico op misstanden ontstond. Het risico ontstond dat openbare diensten (zoals het opmaken van rapporten in strafzaken) niet verantwoord konden worden uitgevoerd. De onderzoekscommissie zegt hierover: “gelet op de taken van het NFI zou hiermee een algemeen belang en de openbare ordehandhaving kunnen worden geraakt”. 

Wees alert

Al in 2016 waarschuwden medewerkers van het NFI in de Volkskrant dat ‘het wachten was op de eerste verdachten die vrijuit gaan omdat de organisatie zo’n puinhoop is’. Het is te hopen dat het NFI lering trekt uit de misslagen van de afgelopen jaren. In de tussentijd blijven wij als kantoor in onze zaken nauwkeurig de rapporten van het NFI controleren en toetsen. Voor verdachten is het zaak om samen met hun advocaat de rapportages kritisch te blijven beschouwen, teneinde een eerlijk proces te waarborgen.