Het geheim van de advocaat

Onlangs ontving de bekende Amsterdamse strafpleiter Nico Meijering een dagvaarding op zijn deurmat. Niets bijzonders zult u zeggen, maar het was een dagvaarding met zijn eigen naam erop. Niet als verdachte, maar als getuige. Het had ermee te maken dat Meijering in een nieuwsprogramma had aangegeven dat het beleid van het Openbaar Ministerie inzake kroongetuigen juist tot meer liquidaties leidt, terwijl het niet of nauwelijks tot oplossing van liquidaties kan leiden. Meijering verwees hiermee naar de aanzienlijke kortingen die verdachten van huurmoorden in een strafeis konden “verdienen” wanneer ze, als ze gepakt werden,  een deal gingen sluiten met het Openbaar Ministerie. Meijering beriep zich op informatie die hij had verkregen via personen die geen klant waren van het kantoor.

Het zal u niet verbazen dat deze indirecte beschuldiging hard is aangekomen bij het Openbaar Ministerie. Je kunt het met hem eens zijn, of oneens zijn, maar niet valt te ontkennen dat mogelijk “de drempel wordt verlaagd” als verdachten enorme kortingen kunnen krijgen bij het afleggen van belastende verklaringen. Meer in het algemeen geldt dat het waarheidsgehalte van een verklaring van iemand die een groot persoonlijk belang heeft bij het afleggen van een belastende verklaring sowieso onder druk komt te staan. Meijering is dag in dag uit bezig met dit soort zaken, zodat op zijn minst hem de vrijheid mag worden gegund om deze mening te hebben, ook al is het een harde boodschap.

Het oproepen van Meijering als getuige lijkt op voorhand een onzinnige exercitie. Want wat kun je verwachten? Als eerste obstakel dient zich uiteraard het verschoningsrecht aan. Advocaten hebben vanwege hun bijzondere positie een soort  “zwijgrecht” als zij als getuige worden opgeroepen. Dat het gaat om personen die geen klant zijn van het kantoor, maakt dit niet anders. Het gaat om informatie die hij heeft gekregen in zijn hoedanigheid als advocaat. Het is namelijk niet zo dat mensen dit tegen hem zouden zeggen, zonder dat ze zouden weten dat hij advocaat was. Dit is volkomen ondenkbaar, en daarom begrijp ik vanuit een juridisch perspectief niets van de beweegredenen van het Openbaar Ministerie om hem op te roepen. Geen zinnig mens mag er vanuit gaan dat een oproeping enige bijdrage kan leveren aan het oplossen van moorden. Tenzij je er vanuit gaat dat Meijering zijn beroep niet serieus neemt, en in strijd met zijn geheimhoudingsplicht allerlei informatie over misdrijven met het Openbaar Ministerie zou gaan delen. Dit is een vrij absurde gedachte. Meijering zou namelijk een ernstig misdrijf plegen. Het schenden van het ambtsgeheim is een misdrijf dat is strafbaar gesteld in artikel 272 wetboek van strafrecht en kan leiden tot een gevangenisstraf van een jaar. Overigens denk ik niet dat Meijering nu zo bang is voor een straf, maar vanwege zijn geheimhouding terecht weigert om vertrouwelijke informatie onder druk van een dagvaarding, met het Openbaar Ministerie te gaan delen. Nog geheel los daarvan weet iedereen, en ook het Openbaar Ministerie, dat Meijering sowieso zijn vak niet zou kunnen uitoefenen als verdachten die zijn hulp inroepen, er niet op kunnen vertrouwen dat deze informatie binnen de muren van zijn kantoor zal blijven. Er is kennelijk iets anders aan de hand dat in ieder geval niets te maken heeft met het oplossen van liquidaties,  maar mogelijk met het “bashen” van een advocaat met een onwelgevallige mening. Ik heb hier geen bewijs voor, maar op basis van gezond verstand zou het Openbaar Ministerie deze keuze niet kunnen maken .

Het verschoningsrecht is een heel erg belangrijk rechtbeginsel in ons strafrecht. Dit zorgt er namelijk voor dat mensen in vrijheid zich kunnen laten informeren over hun positie als verdachte in een komende of lopende strafzaak, door een deskundige advocaat die onafhankelijk is van de overheid die hen vervolgt. Dit beginsel staat al sinds 1886 in ons wetboek van strafrecht, maar kennelijk zijn er functionarissen geweest bij het Openbaar Ministerie voor wie de inhoud van dit beginsel wat minder belangrijk was. Meijering wordt hiermee ten onrechte in een mogelijk kwetsbare positie gebracht, omdat hij hoe dan ook onder druk wordt gesteld om iets te zeggen wat hij niet mag zeggen, en dat met het weinig luchtige onderwerp: liquidaties!

Ik hoop niet dat deze onzinnige actie van het Openbaar Ministerie ertoe leidt dat mensen minder snel geneigd zullen zijn om juridisch advies in te winnen bij een advocaat. Het is namelijk heel erg belangrijk dat je voorafgaand aan of na het contact met de politie weet wat je te wachten staat en wat je rechten zijn.

Een van de meest voor de hand liggende onderwerpen die in de regel tijdens een gesprek met een advocaat kan worden besproken, is of je je vrijwillig gaat melden en of er in een verhoor een beroep wordt gedaan op het zwijgrecht. Een goed advies hierover mag niemand worden onthouden, waar hij of zij ook van verdacht wordt. De ene keer is het gebruik maken van het zwijgrecht namelijk de beste optie, maar de andere keer beslist niet.

Bijvoorbeeld: u wordt verdacht van witwassen omdat er een groot geldbedrag bij u is aangetroffen. Als u dan niet vrij snel met een verklaring komt waarom dat geld bij u aanwezig was, dan kan dat op grond van de huidige rechtspraak nadelig voor u werken. Stel dat u zich heeft verdedigd terwijl u werd aangevallen met een mes, dan is het in de regel juist van belang om te verklaren waarom u zich heeft verweerd. Het uitblijven van een verklaring, of het pas afleggen van een verklaring na een lange periode, kan rampzalige gevolgen hebben voor het verloop van de strafzaak.

Ook kan er naar aanleiding van een gesprek met een rechtzoekende contact worden gelegd met het Openbaar Ministerie of met de politie om meer inzicht te krijgen in de beschuldiging. Ook kan er vaak worden bereikt dat de advocaat bij het verhoor aanwezig is terwijl dat wettelijk recht nog niet in alle gevallen kan worden afgedwongen.

Het is dan ook jammer dat het Openbaar Ministerie in het geval Meijering weinig rekening houdt met de gevoeligheid van de relatie advocaat en rechtzoekende. Als “een olifant door de porceleinkast” wordt de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht onder druk gezet, terwijl deze beginselen juist van essentiële waarde zijn voor onze rechtsstaat.

Lees ook