Inhoudelijke behandeling zaak Sjonny W.

Deze week uitgebreide artikelen in de kranten (onder meer de Telegraaf en het Parool) over cliënt Sjonny W. die verdacht wordt van drie levensdelicten.

Aanstaande dinsdag begint bij de Rechtbank Amsterdam de inhoudelijke behandeling van deze zaak, waarin de advocaten mrs. Pijnenburg en Dekens zullen betogen dat rook nog geen vuur hoeft te betekenen.

Mr. Maarten Pijnenburg laat in een reactie aan het Parool weten:

“Dit hele proces ademt de sfeer: Sjonny is de dader. Of dat zo is, is maar de vraag.”

Zijn kantoorgenoot mr. Nancy Dekens:

“Het is niet onze taak vast te stellen wie betrokken zijn bij de dood van Mos en Roossien, of bij de vermissing van Oosterbeek. Onze taak is de rechtbank ervan te overtuigen dat Sjonny niet degene is die deze gruwelijke delicten heeft gepleegd. Wat in zijn richting wijst, kunnen we allemaal weerleggen. Dat geldt per zaak afzonderlijk, maar ook wanneer alle dossiers in onderling verband worden beschouwd. Het is vooral veel rook, maar weinig vuur.”

Lees het hele artikel via deze link.

De liquidatie van Timon Badloe

Vorige maand legde de rechtbank Arnhem forse straffen op voor de gewelddadige dood van Adjai (Timon) Badloe, in Nieuwegein.

Het slachtoffer werd in de vroege ochtend van 27 november 2017 in zijn auto, min of meer voor zijn huis, doodgeschoten. Kort daarna ontving de politie een melding dat een auto in brand stond, op 15 kilometer van de plaats delict. Kort daarop kwam ook de melding binnen dat er was geschoten in een woonwijk daar vlak bij in de buurt. Omdat min of meer vaste modus operandi lijkt te zijn dat auto’s die gebruikt worden om te vluchten na een levensdelict in vlammen opgaan en de vermoedelijke schutter(s) direct daarna overstappen in een tweede vluchtauto, werd de link tussen beide meldingen direct gelegd en kon de tweede vluchtauto worden achtervolgd.  Na een wilde achtervolging door de politie, van Nieuwegein naar Amsterdam Zuidoost werd deze auto klem gereden en werden de inzittenden aangehouden.

Een van die inzittenden, de passagier, is Reza J. Mijn cliënt.

In de tweede vluchtauto worden allerlei kledingstukken aangetroffen waarvan de politie vermoedt dat deze zijn gedragen tijdens de liquidatie. Al die kledingstukken worden onderzocht door het NFI. Er worden onder andere DNA-sporen aangetroffen van Reza. En ook munitiedeeltjes. Onder meer op een trui en op een handschoen. Daarmee is het bewijs nog niet rond dat Reza die kleding droeg ten tijde van het schietincident. En dat hij een van de daders is.

Reza legt intussen geen verklaringen af bij de politie. 

Het OM laat tot slot de kledingstukken en de handschoenen onderzoeken op de aanwezigheid van glas. Er worden minuscule glasdeeltjes op aangetroffen. Het glas van de voorruit van de auto waarin het slachtoffer zat toen hij werd doodgeschoten, wordt vergeleken met die glasdeeltjes en dat matchte deels met elkaar.

Hiermee had het OM de zaak redelijk rond. In de visie van de verdediging echter niet helemaal.

Cliënt besloot ook tijdens de zitting geen verklaring af te leggen. Zijn medeverdachte had een andere procespositie gekozen; hij had verteld dat hij dacht bij een ripdeal betrokken te zijn en was niet op de hoogte van liquidatieplannen. Tevens had hij tegen de politie gezegd dat Reza de auto in brand had gestoken en dat hij hem daar had opgehaald.

Toen ik de medeverdachte als getuige wilde ondervragen, beriep hij zich op zijn verschoningsrecht. In zijn eigen zaak op zitting deed hij er grotendeels het zwijgen toe.

Reza heeft op zitting ook geen verklaring afgelegd. Hij bleef zwijgen. Daar hebben wij samen toe besloten in aanloop naar de zaak.

Er zat een flinke veroordeling aan te komen. Dat was te voorzien. Het huidige maatschappelijke klimaat eist forse vergelding en hoge straffen. We willen geen liquidaties op klaarlichte dag in woonwijken. Terecht.

De ontwikkeling in de rechtspraak laat ook zien dat de straffen die rechters opleggen in liquidaties in het criminele milieu, hoger zijn dan een paar jaar geleden, en dat het in hoger beroep veelal niet beter, maar mogelijk slechter wordt.

Na grondige vergelijking van de straffen over de afgelopen jaren, schatte ik in dat de ondergrens voor uitsluitend de liquidatie anno nu rond de 20 jaar ligt. En in het geval van Reza kwam daar nog het vuurwapenbezit en brandstichting bij. Ik had cliënt voorbereid op een eis tussen de 22 en 24 jaar.

De eis van het OM paste in de lijn van de rechtspraak: 23 jaar.

Ik pleitte voor een vrijspraak omdat het bewijs net niet helemaal rond was, en er nog open eindjes waren. Zoals: waar het gebruikte wapen was gebleven. En ik pleitte natuurlijk wel voor een lagere straf. Op basis van de persoonlijke omstandigheden van Reza, jong, begin 20, nagenoeg geen strafblad, en de onervarenheid die de uitvoering van het delict – hoewel de liquidatie wel voltooid was – kenmerkte. Hiermee doelend op het aantreffen van alle belastende kledingstukken in de auto waarin hij werd aangehouden.

De rechtbank heeft een maand later een zeer uitgebreid vonnis gewezen, waarin is uitgelegd waarom de rechtbank het delict bewezen verklaarde, waarbij Reza als schutter wordt beschouwd.

De medeverdachte kreeg een jaar meer, 21 jaar. Zijn verklaring had hem niet geholpen.

Het is terecht dat er hoge straffen volgen voor dit soort feiten. Het resultaat is onomkeerbaar. En toch vind je het als advocaat fors. En dat heeft alles te maken met de cliënt waarmee je in de loop van de tijd dat de zaak loopt een band opbouwt. Het feit waarvan iemand wordt verdacht staat weliswaar centraal in de strafzaak, maar in het contact dat je als advocaat met je cliënt hebt, staat dat niet elke keer centraal. Je leert elkaar kennen.  Je ziet iemand die weliswaar van iets heel ergs wordt verdacht, maar die ook een persoon is met een eigen verhaal. Een straf van 20 jaar betekent hoe dan ook flink incasseren. In alle jaren dat ik strafzaken behandel blijft het intermenselijke aspect één van de mooiste facetten van het vak.

Reza is niet in hoger beroep gekomen van de uitspraak. Zijn vonnis is onherroepelijk geworden.

De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder

ECLI:NL:RBGEL:2019:1454.

Zie ook:

https://www.parool.nl/amsterdam/20-en-21-jaar-cel-tegen-amsterdammers-voor-liquidatie~b46d00e6/

https://www.parool.nl/amsterdam/om-eist-23-en-24-jaar-tegen-amsterdammers-voor-liquidatie~a4624150/

Man in spouwmuur – the sequel

Vorige week moest de vriendin voorkomen bij de politierechter in Rotterdam omdat ze haar vriend Guus had geholpen zich te onttrekken aan de politie – de man die uren ondersteboven klem had gehangen in de spouwmuur in haar badkamer.

Het verhaal van het vriendinnetje was dat ze niet anders kon dan hem verborgen te houden in haar huis, omdat haar vriend door haar toedoen zich had ontrokken aan zijn behandeling. Ze had hem helemaal in Friesland bezocht met het openbaar vervoer en durfde niet meer alleen terug. Haar vriend besloot haar daarom te vergezellen naar huis. Guus ging vervolgens niet meer terug naar de kliniek, maar verstopte zich in haar huis.

Iemand helpen uit handen van de politie te blijven is strafbaar. Dit heet begunstiging.

Mijn verweer dat het hier ging om een executie van een straf en niet om opsporing van een verdachte ter vervolging, werd van tafel geveegd. Mijn verweer dat het meisje niet wist dat haar vriendje in de kliniek zat in het kader van een strafrechtelijke veroordeling, sneed meer hout. Echter, dit verweer liep toch spaak omdat de politie meerdere keren bij haar aan de deur was geweest met de boodschap dat zij Guus zochten. Zij had hem toen niet verlinkt. Sterker; zij had hem zelfs geholpen door de spiegel voor het gat in de muur te hangen, terwijl zij toen dus al wist dat de politie hem zocht. 

Kort daarna werd zij meegenomen door de politie, kon de politie de man niet vinden want door de spiegel voor het gat was zijn verstopplaats niet zichtbaar, waardoor de man urenlang ondersteboven klem had gehangen, in die zeer benarde situatie.

Toen zij weer was vrijgelaten, kreeg zij hem zelfstandig niet uit het gat. Daar was ze te klein en niet sterk genoeg voor.

De politie vermoedde echter nog steeds dat de man bij haar in huis was, en stond prompt weer voor de deur, op zoek naar de man, precies op het moment dat zij hem uit het gat probeerde te krijgen, wat niet lukte. Toen de bel ging, ging cliënte de deur open doen, zonder de spiegel weer voor het gat te hangen. Pas toen werd de man gevonden. Zijn voeten staken uit het gat.  

De politierechter nam het mijn cliënte ondanks het hilarische tafereel kwalijk dat zij de politie bleef voorliegen en niet heeft gezegd waar hij was. Het was haar toen immers wel duidelijk dat de man in elk geval door de politie werd gezocht en zij had dat moeten melden.

Doordat mijn cliënte (en haar vriendje) genoeg ellende had(den) gehad van de hele situatie, zij flinke schade had gehad in haar badkamer, ging de politierechter wel mee in mijn verzoek haar geen straf op te leggen. Er volgde een schuldigverklaring zonder het opleggen van een straf. Een zgn. artikel 9a Sr. Een resultaat waar cliënte tevreden mee is.

Alkmaar, 22 februari 2017
Nancy Dekens

Vrijspraak hennepplantage in bedrijfsruimte

Een klant van mij kwam bij mij met een dagvaarding met daarin het verwijt dat hij een hennepkwekerij in een door hem gehuurde bedrijfsruimte zou hebben gehad.

Hennepkwekerijen zijn voor strafrechtadvocaten leuke zaken, omdat die zaken nogal eens uitmonden in vrijspraken. Zowel op processueel gebied (is de kwekerij rechtmatig ontdekt), als op inhoudelijk gebied (is het bewijs toereikend).

Zo ook deze zaak.

Het leek eigenlijk best hopeloos: want huurcontract op naam van mijn klant en zijn DNA op een blikje frisdrank aangetroffen in de ruimte met de net geoogste plantjes.

Een veroordeling voor de kwekerij is vaak niet het grootste probleem. Daar staat doorgaans een werkstraf al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op. Het probleem is meestal de ontnemingsvordering die aan de kwekerij is gekoppeld. Verdachten zwijgen vaak en daar wordt dan een standaardrekensom tegenover gezet door het opsporingsapparaat. En die rekensom loopt vaak in de papieren. Dat gaat om tienduizenden euro’s als men vermoedt dat de kwekerij meerdere oogsten heeft gehad. Dat vermoeden wordt niet zelden gebaseerd op illegale stroomafname en vervuilde filters, stof op lampen, afval, plantenresten, etc.

In deze zaak ging men uit van één gelukte oogst. Het OM wilde ongeveer € 18.000 ontnemen. Een flink bedrag voor mijn klant. Hij had dat geld niet.

Mijn cliënt zei overigens dat hij helemaal niets te maken had met die kwekerij. Dat hij die ruimte weliswaar had gehuurd, maar dat had gedaan om daar een bitcoinbedrijf te vestigen. De internet aansluiting kon echter niet worden gerealiseerd in de gehuurde ruimte, omdat er in het geheel geen voorziening voor het aansluiten van internet aanwezig was ter plekke. En daar was behoorlijk wat trammelant over geweest tussen mijn klant en de internetprovider die dat allemaal zou regelen. Zonder internet had mijn klant niets aan die ruimte.

Mijn klant zei: ik ben er sindsdien niet meer geweest. Hij zat enorm met het huurcontract in zijn maag.  De verhuurder hield hem echter aan het contract.

Tot de hennepkwekerij werd ontdekt. Toen wilde de verhuurder heel snel van het huurcontract af. Waar cliënt opgelucht door was. Maar daarmee was de strafzaak nog niet van de baan.

In de strafzaak was relevant dat de hennepkwekerij was ontdekt in een bepaalde periode en men er dus van uit ging dat er één oogst was geweest. Voor het bereiken van een oogst is gemiddeld 12 weken nodig. Mijn klant kon aantonen dat hij eigenaar was van een bitcoinbedrijf en dat er problemen waren met het daar aansluiten van internet. En die problemen waren er eerder dan 12 weken terug te rekenen vanaf het ontdekken van de hennepkwekerij. Het blikje met daarop zijn DNA had hij heel goed in die periode daar achter hebben gelaten.

Er was naast het huurcontract op naam van mijn klant en het DNA op het blikje helemaal niets dat op zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij bleek. Dat was ook helemaal niet nader onderzocht. Dat zie je in dit soort zaken veel; dat de politie na het ontdekken van de kwekerij (en het opruimen)  en het standaard berekenen van het wederrechtelijke voordeel, weinig ander onderzoek verricht.

Ik rook een vrijspraak. En die kreeg mijn cliënt. De politierechter vond de alternatieve verklaring in combinatie met de stukken die dat standpunt onderbouwden aannemelijk.. De rechter was het met mij eens dat er onvoldoende bewijs was dat cliënt betrokken was bij de kwekerij. Cliënt werd vrijgesproken en de voordeelsontneming was ook van de baan.

Een mooi resultaat.

Alkmaar, 16 maart 2017

Nancy Dekens

Beknelde man in spouwmuur

Herinnert u zich de berichtgeving in de media over de man die zich had verstopt in een spouwmuur voor de politie en daar in zeer benarde en bekemmende positie is uitgezaagd? Die man is een cliënt in mijn strafpraktijk. Ik noem hem Guus.

Pas enkele maanden terug had ik de strafzaak van Guus afgerond. Ongelukkigerwijs had de rechtbank in die zaak besloten de 6 maanden voorwaardelijk die hij nog boven zijn hoofd had hangen niet ten uitvoer te leggen, maar om de proeftijd te verlengen onder de voorwaarden dat hij een behandeling zou volgen in een door de Reclassering uit te zoeken instelling.

Deze beslissing van de rechtbank was gedoemd te mislukken. En dat gebeurde ook.

Eind januari kreeg ik de melding dat Guus was opgepakt omdat hij zich had onttrokken aan zijn behandeling. Ik had het druk en baalde best dat ik op vrijdagmiddag hiervoor naar Den Haag moest. Ik moest lang wachten op Guus in het cellencomplex. Daar raakte ik nog geïrriteerder van. Mijn ergernis en vrijdagmiddagfrustratie sloeg om in een flinke grijns toen Guus er eindelijk was. Hij kwam letterlijk aangestrompeld, op krukken. Ik vroeg hem wat er was gebeurd. En hij zei: “heb je gelezen in de krant over de man in de spouwmuur?” Ik antwoordde bevestigend en hij zei met een volle lach, ondanks zijn letsel:  “dat ben ik”.

Guus bleek vanuit detentie te zijn geplaatst in een zgn. FPA ergens in Friesland. Hij had daar echt geprobeerd om mee te werken aan zijn behandeling, maar had het niet volgehouden. Hij voelde zich zeer onprettig op die plek.  En toen hij de kans kreeg is hij gevlucht.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik me er wel iets bij kon voorstellen dat het in die FPA voor hem niet werkte. Daar verblijven doorgaans veroordeelden met flinke psychiatrische problematiek en doorgestroomde tbs-ers die naar een iets milder regime verhuizen wanneer hun behandeling dat toelaat.

Guus is in mijn ogen niet een jongen die daar tussen hoort.

Het gevolg was wel dat Guus door zijn ontsnapping voortvluchtig raakte en op de telex werd geplaatst. De politie was hem al snel op het spoor. Hij dacht zich schuil te kunnen houden bij zijn vriendin, in een zeer krappe ruimte achter de wc. Op zich een briljante schuilplaats, ware het echter niet dat zijn vriendin door de politie werd opgepakt omdat werd vermoed dat Guus bij haar thuis was. Guus werd daar echter niet aangetroffen. Hij zat in zijn verstopplek. En de vriendin, een klein meisje, was uren weg. Zij werd verhoord. Guus hing zodoende uren in die krappe schuilplaats, ondersteboven. Hij kon letterlijk geen kant op.

Toen zijn vriendin eindelijk thuiskwam, hing Guus daar dus nog steeds. Het vriendinnetje kreeg hem er niet uit. En de politie dacht nog steeds dat Guus daar was. De politie kwam weer aan de deur en trof Guus in zijn benarde positie aan. Zijn voeten staken uit het gat in de muur.

Ook de politie kreeg hem niet los. De brandweer moest er aan te pas komen en heeft Guus los moeten zagen. En sindsdien zit hij weer vast – in detentie.

Gisteren was de zitting bij de rechtbank. Iedereen was het er snel over eens dat Guus de resterende straf moet uitzitten.

Guus heeft door deze actie behoorlijke schaafwonden over bijna zijn hele lichaam opgelopen. Hij zal vermoedelijk door de littekens die achterblijven altijd aan deze vrij hilarische gebeurtenis worden herinnert. En ook ik zal met een glimlach aan deze zaak terugdenken.

Alkmaar, 15 februari 2017
Nancy Dekens